Ode en herinneringen aan
mijn lieve trouwe Harley

In haar hondenpaspoort staat Dempsey Bonita van het Stefanus House, schnauzerfokker in Hardenberg.

Hoe Harley bij ons kwam

Voordat Harley in ons leven kwam, woonden we met ons gezin in een bovenhuis. Met kinderen en trappen vonden we dat niet geschikt voor een hond. Maar de wens was er zeker en de handtekening op het contract voor een huis met tuin was nog niet droog of Anja was al in contact met een schnauzer fokker in Hardenberg. Op dat moment was diens teef Bonita drachtig van haar vierde nestje en Anja kwam op de wachtlijst voor een teefje.

Bonita was begin juni uitgerekend, maar op 29 mei 2013 kwam het verlossende telefoontje al: “Bonita is bevallen van drie teefjes en vier reutjes.” Het daaropvolgende weekend mochten we met ons gezin gaan kijken.

Toen Harley een week of acht à negen oud was, gingen we haar ophalen. We zouden eigenlijk als laatsten mogen kiezen, maar de andere gegadigden waren te laat waardoor wij opeens eerste keus kregen. Daar stond ik dan, in een ren met drie schattige schnauzerteefjes. Het was hoogzomer met warme temperaturen en ik droeg sandalen met klittenband. Twee teefjes vonden dat prachtig en trokken eraan, het derde teefje bleef op afstand en observeerde. Onze kinderen zeiden in koor: “Die, neem die.” Toen ik haar oppakte, wist ik meteen: “jij hoort bij ons.”

De fokker Ligtenberg had, zoals de regels voorschrijven, de pups laten chippen en namen gegeven. Omdat het Bonita’s vierde nestje was, moesten die namen beginnen met een D: Daisy, Dipsy en Dempsey. Bij het uitlezen van de chip bleek dat wij Dempsey Bonita hadden gekozen. Gelukkig maar, want de andere namen deden ons denken aan de Teletubbies. Een tweede naam is gebruikelijk bij erkende fokkers. Haar moeder heette Bonita. Van Bonita heb ik nog geen foto paraat. De vader Brutus was een prachthond die maar liefst 122 pups heeft verwekt.

Wagenziek

De rit naar huis was te lang voor Harley, autorijden heeft ze überhaupt nooit leuk gevonden. We zijn halverwege gestopt, omdat ze had overgegeven. Ik zat eronder, het zat zelfs in mij BH. Dat overgeven in de auto heeft ze daarna nog vaak gedaan. Vrijwel iedere keer dat we naar de puppytraining reden, daar moesten we helaas met auto heen. In het begin zat eerst bij ons op de achterbank, dan hield ik een zakje paraat. Later in de kofferbak, dat ging wel iets beter. Halve antiwagenziekte pilletjes voor kinderen hielpen iets. Met de jaren ging het wel beter.

Naamkeuze

Dempsey Bonita is geen leuke roepnaam. Een naam kiezen voor je kind is moeilijk — maar voor je hond – dat bleek niet veel makkelijker. In die tijd reed Sander op een BMW-motor, maar stiekem vonden we Harley-motoren stoerder. De naam Harley was krachtig en eigenzinnig. Volgens het namenboek kon het zowel een jongens- als een meisjesnaam zijn. Dit heb ik regelmatig moeten uitleggen, men dacht dat ze een reu was.

Bij het ophalen speelden twee namen door mijn hoofd: Penny, voor een vrolijke, dartelende pup — en Harley voor een stoere pup. Het werd dus een Harley. En stoer was ze. Als jonge pup had ze al een zware, waakse blaf — alsof ze zichzelf meteen serieus nam. Naast Harley gaf ik haar ook bijnamen zoals:

  • De stofzuiger – omdat ze álles opvrat wat viel, kruimels incluis;
  • Grijze smurf – haar kleur, haar koppigheid, haar eigenwijze gedrag… precies een smurf, maar dan grijs;
  • Wervelwind — Ze ging altijd graag op bezoek, en het allerliefst bij Nicole. Zodra ik de reservesleutel uit de lade pakte, wist ze het: dit is de sleutel van Nicole. In een flits stoof ze naar de voordeur, klaar om me de straat over te sleuren. Dit enthousiasme heb ik haar nooit kunnen afleren. Een snoepje kreeg ze dan niet, maar wel de ultieme beloning: alles mogen inspecteren huis en tuin. Was ze wel thuis dan was het nog leuker, zo gauw de voordeur op een kier ging, dan raasde ze letterlijk door het huis naar de achterdeur. In de tuin joeg ze de duiven weg, en binnen speurde ze naar kruimels—tot de grande finale: een snoepje uit de gangkast.

Karakter en gewoontes

Haar favoriete bezigheid was eten. Wandelen OK, maar vermoedde ze dat ergens iets lekkers viel te halen dan was ze duidelijk enthousiaster.

Verder had ze diverse favoriete ligplekken:

  • Achter de glazendeuren met het zicht op voortuin en de straat. Iedereen die langsliep hield ze in de gaten en regelmatig zou ze aanslaan;
  • Ze lag graag op de 5e/ 6e traptrede van onderen – van deze strategische plek hield ze alles in de gaten (voordeur, achtdeur en het hele huis). Wilde iemand erlangs naar boven of beneden dan moest je om haar heen. Op die hoogte kon ze goed gekriebeld worden, je hoefde niet te bukken;
  • Natuurlijk lagen er manden, een mat en een kleed;
  • Naast mijn bed wanneer het vrouwtje van huis was, daar lag ze dan te ‘mokken’;
  • Wanneer wij in bed lagen, sloop ze stiekem op de bank. De volgende ochtend zagen we de pootafdrukken en haren als stille getuigen. Soms werd ze betrapt — of kwam iemand beneden en voelde een warme plek op de kussens. Dan hield ze haar koppie schuldig naar beneden, oren iets naar achter, alsof ze wist: “Oeps… ik ben gesnapt.
  • Ergens onder: ons oude bed, onder de bank, achter in de tuin onder het vele groen van krulwilg, rozenstruik en rododendron. Dit is ook de plek waar we wat as zullen uitstrooien. Verder hebben we een urn in de vorm van een glanzend zwart hart. Die me doet denken aan haar donker ogen. De urn staat op de vensterbank, zo krijgt ze opnieuw haar uitzicht op het leven buiten — alsof ze er nog een beetje is om voortuin en stoep in te gaten te houden.

Bosjes van Poot

Met de (dagelijkse) bosrondjes liep ze op de heenweg ergens achter mij te snuffelen. Ze was een echte snuffelhond, met haar neus las ze het lokale nieuws; elke grasspriet, elk spoor, elke geur en als het écht belangrijk was, zette ze er een plasje onder.
Zodra we de verste punt bereikten en het tijd was om terug te lopen, nam zij de leiding. Altijd voorop, alsof ze wilde zeggen: ‘‘Kom maar, ik weet de weg.” Ze was een echte huismus. De eerste weken dat we haar bij ons hadden, was er buiten geen beweging in haar te krijgen, ze ging gewoon op de stoep zitten. Toen de basisscholen weer begonnen, ging ze daarna twee keer per dag mee om de kinderen te brengen en halen. Daardoor was ze goed gewend aan kinderen.

Regen is geen hondenweer

Harley hield niet van regen. Soms rende ze naar de (achter)deur, omdat ze er graag uitwilde, als het dan regende dan ging alleen het koppie naar buiten en hup in de achteruit. “Nu effe niet, het is blijkbaar toch niet zo dringend.” Dat was het enige weertype waar ze echt niet van hield. Zelfs als heel klein puppy stapte ze met de regen eens over de voordeur drempel, draaide zich direct om, plasje en hup naar binnen.

Ze was best listig, vooral de laatste jaren, als we met warm weer gewoon een buurtrondje liepen en er dus geen kans op een snoepje was dan had ze haar truckje. Ze ging ergens snuffelen, draaide om haar as en liep verder, maar dan wel de andere kant op.

De beroemde schnauzerzit

Alleen schnauzers lijken dit te kunnen: elegant, zelfverzekerd, en met de billen mooi recht op de grond. Alsof ze een yoga-houding innemen met hun borst vooruit en snuit omhoog. Bij Harley was het niet zomaar zitten — het was poseren en een verzoek “kriebel mij”.

Waakhond

Harley was een schnauzer middenslag, kleur peper en zout — een ras met pit en historie. De eerste schnauzer honden kwamen, als ik het goed heb, uit Beieren, waar ze de bijnaam “der Rattler” hebben: de rattenvanger. Ratten heeft Harley nooit gevangen, maar haar jachtinstinct was zeker aanwezig. In de achtertuin ving ze eens een dikke muis die zich tevergeefs in de sneeuw achter een tegel verstopte, tijdens een vakantie in Duitsland pakte ze zelfs een compleet nestje jonge muizen. En heel recent — in haar eigen tuin — was ze een grijze duif te snel af en heeft die kaalgeplukt. Dat was ook de enige keer dat ze wat planten platwalste.

Duiven… we hadden er allebei een hekel aan, maar Harley vooral. Ze joeg ze altijd weg. Deze duif zat ontspannen een appeltje te eten en lette duidelijk niet op. Harley plukte haar letterlijk kaal en keek daarna heel verbaasd – alsof ze dacht “Nou heb ik ‘m… en nu?” Dat was Harley: waaks, snel, altijd alert — maar ook een beetje ondeugend.

Thuis was ze de heldin, de waakhond. Werd er aangebeld, dan stond ze steevast luid te blaffen. Voor wie haar niet kende, kon dat even heftig zijn. Maar zodra ze mocht snuffelen en doorhad dat het goed zat, begon ze te kwispelen alsof ze wilde zeggen: “O, jij bent oké.” Maar als er een onbekende kwam collecteren of iets kwam vragen, dan leek ze te ontploffen. Ik heb het blaffen bewust toegelaten, want het gaf me een veilig gevoel — een echte waker in huis.

Buiten, op straat of in het bos, was Harley juist heel anders: zeker geen held. Na een nare ervaring met een roedel van drie honden en later met een Duitse herder was ze wantrouwend naar groepen honden en herders in het bijzonder die vermeed ze liever. Dan maakte ze een ruime boog om ze heen, ze was minutenlang uit beeld, keerde gelukkige toch terug naar mijn zijde. Dat heeft me een paar angstige momenten bezorgd. Om dit te verhelpen liepen we regelmatig mee met een groep van een uitlaatdienst, dit hielp wel.

Verder was Harley juist heel sociaal, met een voorkeur voor kleinere hondjes. Ze had opvallend veel geduld met nerveuze, angstige blafhondjes en kon hun vertrouwen beetje bij beetje teruggeven.

Harley was een waakhond in huis, een schaduw op vakantie, en een zachte coach voor wie het even niet durfde. Want ook al kon ze flink blaffen, ze had altijd oog voor wie een beetje geduld nodig had.

Alle liefde ging door het bekkie

Over hondenbankjes, Doppio-verwennerij en het Dentastic-finaleconcert.

Harley dacht altijd aan eten — ze had vast een labrador-gen ergens diep vanbinnen. Ook tijdens wandelingen had ze een voorkeur voor de winkelstraat, in de hoop dat ik bij Doppio een chai latte ging drinken, zodat zij een knaagding kreeg. Een man daar was dol op honden en bracht haar vaak iets lekkers. Als het aan Harley lag, was de volgende stop steevast de dierenwinkel.

Vaak liepen we een rondje door een hondenbos. Aldaar in de buurt van de afslag naar een andere wijk met een dierenwinkel, bleef ze stilstaan en keek me vragend aan “Kom, laten we naar Vera’s dierenwinkel gaan”, leek ze te zeggen. Daar kreeg ik altijd losse snoepjes mee die ik in mijn zak deed. Op de terugweg sprong ze op de stenen bankjes langs de stoep — Er waren drie bankjes, drie snoepjes. Niet elke dag hoor, maar ze wist het precies. En ze werd zeker het meest verwend door het vrouwtje. Het is een wonder dat ze op gewicht bleef met haar 20 kilo.

Maaltijd rituelen

’s Ochtends kreeg Harley een vlees/vis-groentemix. Ze ging even in de tuin voor een plas, terwijl een van ons het inschepte. Dan stond ze letterlijk voor de deur te springen. Ik moest het ook goed prakken, anders was het “hap, slok, weg”.

Als ik ging lunchen — kreeg ze ook iets om op te knagen. Aan het eind van de middag kreeg ze brokken, en wanneer wij ons avondeten op hadden, kreeg Harley een Dentastix. Die kreeg ze niet zomaar: daar moest ze wat voor doen.

“Kom maar mee,” zeiden we, en dan liep ze mee naar de open keuken. Daar moest ze wachten (zonder te spieken), terwijl iemand de Dentastic in vier stukjes brak en op verschillende plekken in huis verstopte. “Kom maar,” riepen we dan en ze kwam eraan racen. Het liefst sprong ze diverse keren op en af de bank en stak haar snuit onder de kussens die dan vaak op de grond vielen — daar lag vaak een stukje. Eerst vertrouwde ze op haar geheugen, maar uiteindelijk werd ze gedwongen haar neus in te zetten. Dat was altijd heel komisch om te zien. Ze moest haar neus echt gebruiken om ze te vinden.

We hadden ook een eindritueel, want ze bleef maar zoeken ook als er niets meer lag. Om haar te laten weten dat ze alle vier stukjes had gevonden, gaven we haar luid applaus. Dus kreeg Harley bijna elke avond een daverend applaus.

Corona entertainment

In coronatijd mochten de buurkinderen niet naar school, niet sporten en geen vriendjes opzoeken — maar bij mij waren ze welkom. Dan verzonnen we samen iets leuks met Harley: snoepjes verstoppen in huis. Daarna moesten de kinderen op een veilige plek gaan staan, want Harley kwam eraan gerend — staart in de lucht, neus in de aanval. Ze vond het geweldig en de kinderen ook. Zo konden ze even spelen, lachen en Harley een beetje helpen zoeken. Zo werd zij een vrolijk lichtpuntje in rare tijden.

Trimmen

Een hond met een plukvacht moet twee keer per jaar geplukt worden. Meestal bracht ik haar naar een trimmer, al heb ik het zelf ook een paar keer geprobeerd. Het plukken deed ik in fases over een paar weken — dat ging nog wel, maar de rest netjes knippen en met de tondeuse dat werd rommelig.
Het haar groeide altijd door, vooral de grote snor en die zat altijd in haar eten. De snor klitvrij maken en houden was voor mij een grote opgave. Harley vond het helemaal niet leuk als ik eraan kwam met trim apparatuur, dan ging ze zich letterlijk verstoppen. En ondertussen eiste ze, als een diva, regelmatige pauzes voor snoepjes. Die snor heb ik meer dan eens wanhopig te kort en scheef bijgeknipt — puur uit klittennood. Dan volgde het oordeel van de kinderen, luid en verontwaardigd: ‘Mámaaa!’.

Mee op vakantie

Harley ging graag mee op bezoek. Bij voorkeur op familiebezoek in Friesland, lekker de ruimte, minder honden, meer tijd met het gezin en soms was er een volle kattenbak. Dan was ze niet te houden, alhoewel ze katten maar eng vond. Alleen thuis werden katten weg geblaft, ergens anders waren ze ‘eng’.
Tijdens vakanties, wandeling met de schnauzerclub, of tripjes in onbekende gebieden was ze mijn trouwe schaduw. Spelen met vreemde honden deed ze vrijwel niet. Alleen in haar eigen vertrouwde bos, met haar échte maatjes.
In een vakantiepark ben ik nog wel eens de weg kwijt, voor mij alles lijkt op elkaar. Daar had Harley geen enkele moeite mee. Terwijl ik twijfelend rondliep, liep zij resoluut vooruit — recht op ons verblijf af.

Harley heeft met ons diverse landen bezocht:

  • België (als pup in de Ardennen);
  • Engeland – Op bezoek bij oude vrienden in Cornwall en Devon;
    De boottocht erheen was helaas een ramp: tegen de gemaakte afspraak in moest Harley zowel heen als terug in de auto blijven. Ik had speciaal een muilkorf gekocht om haar mee naar boven te mogen nemen, en op doorreis naar Frankrijk hadden we zelfs een privécabine geboekt. Het mocht allemaal niet baten. Iedere kapitein bleek zijn eigen regels te hanteren. Het was extra wrang, want ik wist hoe bang ze was om alleen te zijn — opgesloten in de auto, urenlang, en dan ook nog tijdens een storm. We deden alles om haar bij ons te houden, en toch moest ze dat stuk alleen doorstaan. Dat gevoel van onmacht blijft hangen;
  • Frankrijk met een verblijf via Natuurhuisje.nl, een absolute aanrader;
  • Duitsland – wandelvakanties met een bevriend gezin, waar ze zichtbaar genoot van haar zelfgekozen taak: de hele groep bij elkaar houden;
  • Italië waar we verbleven op een voormalige boerderij met diverse dieren. Zij zocht vooral de schaduw op. Als ik het zwembad ging kon ze mij niet zien en raakte ze in de stress. Als we hete uren vermeden was het leuk voor haar.

Voor echt verre vakanties regelde ik een alternatief voor haar. Zo was ze één zomer bij familie in Friesland, een aantal keren in een hondenopvang in Renswoude of via pet B&B. Harley naar een opvang brengen was voor het vrouwtje net zo moeilijk als Harley zelf. Diverse keren stond ik daar met tranen in mijn ogen, heel gênant. Ik geloof echt dat ze zoveel begrijpt als een klein kind, die kan je ook niet uitleggen “ik ga op vakantie, je mag niet mee, maar ik kom je weer ophalen.”

Schnauzers hebben één echte baas; de rest is bijzaak.
Het was duidelijk dat haar aandacht vooral op mij gericht was—ik was degene die vanaf het begin zorgde voor alle lekkernijen. Iedere stap die ik zette, volgde ze nauwlettend. Een paar keer ben ik dagen op pad geweest. Dan nam mijn partner de zorg voor haar op zich. Daardoor begon ze hem ook steeds meer te waarderen. Toen ik in 2024 parttime ging werken, ging ze op mijn werkdagen ook met hem mee naar kantoor.

Puppies

Wat doet een boerendochter met een rashondje? Tja, dan begint het op een gegeven moment te kriebelen… Een nestje zou wel heel leuk zijn. Ik had de tijd, en de wens om Harley haar moederinstinct te laten beleven.

Showlopen

Maar het was nog een hele onderneming. Vooral het lopen van hondenshows, om het predicaat ‘zeer goed’ te krijgen — anders mag je volgens de regels van de Schnauzerclub niet fokken. Die shows waren niets voor mij: glanzende honden, keurmeesters, spanning — vreselijk.

Om de beurt loop je daar je rondjes, vaak met iets lekkers in de hand om de aandacht te trekken. Harley had echter al snel door dat er iets op de grond kon liggen. Haar focus ging dus naar beneden, terwijl ze voor een show juist mooi moet lopen met het koppie omhoog. Omdat ik inmiddels een geschikte dekreu had gevonden — Gregor — heeft diens baasje Mieke met Harley geshowd. Dat ging gelukkig veel beter, Mieke had meer overwicht.

De draagtijd bij honden is maar negen weken. Na vijf weken hebben we een echo laten maken, al wist ik toen allang dat ze drachtig was. Dat hadden de andere honden in de Bosjes van Poot al duidelijk gemaakt. Kort na de dekking kwamen alle loslopende honden uit het bos even bij haar kijken. Ik zag het in hun gedrag: ze kwamen haar besnuffelen, stil en respectvol — ze wisten het.

De dierenarts had echter moeite om de pups te zien op de echo, “misschien drie of 5” zei ze. “Maakt niet uit, als ze maar gezond zijn,” dacht ik. Maar Harley werd dik heel dik. Op een gegeven moment begon ze in een hoek van de achtertuin een kuil te graven — haar instinct vertelde haar dat ze daar wilde bevallen.

Athena, Arrabella, Abbygale, Aiden, Arthur, Andy en Allison

Dat kon natuurlijk niet. Het was medio januari 2017, er lag sneeuw en het vroor. Op 17 januari, ’s middags en ’s avonds, heeft ze haar pups in huis op de wereld gezet. Ik was erbij en had alles voorbereid: een werpkist, warmtelamp, handdoeken — alles wat je kunt bedenken. Daarbij kreeg ik om de beurt ondersteuning van vrienden en familie. In totaal werden er negen pups geboren. Twee waren niet levensvatbaar, maar de overige zeven deden het goed. Dacht ik. De puppies gaf ik allemaal namen die begonnen met een A: Athena, Arrabella, Abbygale, Aiden, Arthur, Andy en Allison. Ik heb intens genoten van die schattige, kleine hummeltjes. Toen het bijvoeren begon, moest er opeens veel en vaak schoongemaakt worden. Vooral omdat ze grotendeels in huis verbleven. Zo gauw ze konden lopen gingen ze een aantal keren per dag naar buiten, maar vaak een kwartiertje. Verder was het te fris.

Veel foto’s en video’s van deze puppies zie je met de volgende links:

Zorgenkindje Ally

Na drie weken, toen de eerste stapjes werden gezet, bleek dat het kleinste en jongste pupje — die ik Allison had genoemd — iets mankeerde. Ze deed een stap en viel direct om. Pas toen zagen we dat haar linker voorpootje anders was, korter. Een röntgenfoto bij de dierenarts liet zien dat de botjes verkleefd waren.

Daarop volgden talloze bezoeken aan de orthopeed. Eerst probeerden ze het met gips, later met verband, in de hoop dat haar pootje zich zodanig zou ontwikkelen dat ze er later een prothese op kon krijgen. Daarmee zou ze uiteindelijk op vier poten kunnen lopen.

En zo had ik ineens een zorgenkindje. Ik droeg haar vaak mee als een baby in een draagdoek. In het bos mocht ze dan los — vrij in haar element.
Harley gedroeg zich daar anders tegenover haar, wilder, alsof ze Ally weerbaarder wilde maken. Eén keer, ik heb het zelfs op film, waren we op een zandplek waar een hond met Ally ging spelen. Harley keek even toe, nam het in zich op — en toen ging het haar te ver. Ze greep in, liep kordaat op de hond af en stuurde hem op afstand weg.
Dat was Harley: thuis een waakse heldin, buiten altijd conflict vermijdend, maar zodra het om haar pup ging, veranderde dat — dan stond ze op, vastbesloten en krachtig.

Voor alle pups had ik via de Schnauzerclub snel betrokken nieuwe baasjes gevonden. Alleen voor Allison duurde het langer. Tot op een dag een gepensioneerde zeeman belde. Hij zei iets als: “Mijn kleinzoon heeft wat, dan mag mijn hondje ook wat mankeren.” Ik kan het niet letterlijk herhalen, maar hij raakte me en ik wist dat het goed was.

We hebben Allison uiteindelijk naar haar nieuwe baas de zeeman gebracht, met veel emotie. Zo was ik aan haar gehecht. Harley was mee. Zij week die dag geen centimeter van mijn zijde — je laat mij hier niet achter, voelde ze uit.

Harley in mijn boeken; getuige en figurant

Het vrouwtje heeft gedurende haar leven twee boeken geschreven. Harley was nooit ver weg wanneer ik schreef. Ze lag vaak ergens in een mand en soms kwam ze kordaat melden dat het tijd was voor een frisse neus of iets lekkers. In mijn boeken duikt ze op als stille getuige, als figurant op een terras — nooit de hoofdpersoon, maar altijd aanwezig. Zoals in het echte leven.

Onbewust doelwit, filmscript met mijn pseudoniem E.T. Yarrow

Hierin moet een hotelmoord opgelost worden. Het is heel spannend: de hoofdpersoon is ook hoofdverdachte en maakt veel mee. In het boek zijn Harley en ik getuige, we zien de dader stiekem in het donker verdwijnen:

              Ext. Koblenz – avond

We kijken door de ogen van de killer als hij door de stad fietst. Net buiten het centrum aan de Horchheimer Höhe vindt de killer zijn auto terug in een rustige straat met weinig huizen en lantaarnpalen. Hij kijkt even om zich heen en schuift dan zijn racefiets achter in een donkere auto. Verderop laat een vrouw van middelbare leeftijd haar hond uit, de schnauzer doet zijn behoefte in een boomspiegel. Terwijl de vrouw een poepzakje afscheurt, ziet zij in haar ooghoek iemand rommelen bij een auto en wegrijden.

Nu moet je niet denken: “Mooie detective heeft ze geschreven, iedereen weet immers wie het heeft gedaan.” Nou, nee — je hebt slechts een vage beschrijving, geen motief. Maar zoals in een aflevering van Columbo zie je gaandeweg het waarom, hoe en wie zich ontwikkelen.

De strijd van Wendela is een misdaadroman trilogie over liefde, geheimen en gerechtigheid

Hierin duiken Harley en haar baasjes op als figuranten:

‘Hoewel het voelt alsof ik jarenlang weg ben geweest, is het toch fijn om weer in Nederland te zijn. Zal ik hier gaan wonen?’ Deze gedachten komen spontaan Wendela op. Aangekomen in het levendige en compacte centrum met winkels en terrassen, vertraagt ze haar tempo bewust om alles wat ze ziet in zich op te nemen. ‘Alleen vandaag verse paling.’ adverteert een visrestaurant met schreeuwende letters. Onbewust luistert Wendela naar een gesprek. Op een terrasje zit een echtpaar van middelbare leeftijd met een grijze hond. Ze dragen wandelschoenen en sportieve luchtige kleding. De man kijkt naar zijn mobiele telefoon om zich in te lezen over de route van ‘de Kil van Hurwenen’ die hij wil lopen. De vrouw is echter nieuwsgierig naar de ‘gootspoken’ een lokale bijzonderheid.

‘Luister als we vanavond jouw hondjes hier uitlaten, hebben we alle tijd die gootspoken in het licht van lantaarnpalen te bewonderen. Dat is veel spannender en vanmiddag kunnen we dan de natuur in de Bommelerwaard verkennen.’ Zo overtuigt hij zijn partner. De vrouw verlegt haar aandacht naar de lunchkaart. Aan hun voeten zit een grijze die zijn natte snor op haar knie legt. ‘Dank je wel, nu heb ik een natte broekspijp,’ zegt de vrouw met een grijns tegen haar hond. Ze graait dan in haar rugtas en geeft de hond iets om op te knagen. Wanneer Wendela dichterbij komt, is er even oogcontact met de vrouw. Er volgt een knikje als begroeting, zoals je dat soms doet met vreemden die je toevallig aankijkt tijd het passeren, of met wie je een connectie voelt. Wendela vervolgt haar weg.  

De laatste dag

Wat begon als een gewone zondag (27 juli 2025), eindigde als de bladzijde die alles veranderde: Harley’s laatste scène. Zondag 27 juli leek een doorsnee dag. ’s Ochtends liet ik haar uit bij het Verversingskanaal. Ze had normale ontlasting en goed gegeten, zoals altijd.

Rond tien uur wilde ik boodschappen doen. Toen ik naar mijn partner riep ‘zullen we gaan’, hoorde ik haar pootjes trappelen: we gaan iets leuks doen! Ik ging naar haar toe en zei haar dat ze ’s middags weer aan de beurt was. Haar koppie en oortjes zakten — een stille teleurstelling.

Tegen 12 uur ging ik kort naar Sportcity. Mijn partner zat boven te werken. Ondertussen kwam een vriendin langs. Harley rende enthousiast blaffend naar de voordeur. Toen ze zag dat alles goed was, stond ze vrolijk te kwispelen. Je zou denken: er is niets aan de hand.

Maar een halfuur later hoorde mijn partner een vreemde kreet of schreeuw. Toen hij beneden ging kijken, lag ze levenloos voor de televisie. Binnen vijf minuten was ik thuis. Die schreeuw was haar Zielsroep — alsof haar ziel zich nog één keer liet horen. Een echo van alles wat ze was, samengebald in dat ene moment. Ik heb een tijd naast haar gezeten, haar geaaid, vol ongeloof: dit kan niet. We hadden gehoopt op nog een paar jaar met jou. Maar nu ben je uit ons leven gerukt — plotseling, onwezenlijk, stil.

Nawoord

Wat ik het meest mis? Het geluid van haar trappelende pootjes, altijd enthousiast als ze je ziet (de blije Harley shake met rug), onze rituelen en natuurlijk dat de kinderen kunnen haar niet meer kunnen aaien. Als ik de snoeptrommel pak. Wanneer de koelkast opengaat. Of terwijl ik een ei pel. Ja, ik weet het… het draaide vaak om eten.

Maar zoals ik altijd zei: alle liefde ging door het bekkie.